17-01-2007, 03:46 PM
oke hij past dan misschine niet helemaal in dit rijtje maar op aanraden van Bumme ben ik bezig in vak 127....
Leest heel prettig en erg herkenbaar en gewoon leuk.
Klein fragmentje op internet gevonden...
22.12 uur
ââ¬ËZitten!ââ¬â¢ krijs ik met overslaande stem. ââ¬ËAllemaal bekken dicht en zitten!ââ¬â¢
Ik gloei van de adrenaline en de alcohol en loop paars aan van opwinding. Mijn hart bonst in mijn kop. ââ¬ËWe zijn er nog niet! We zijn er nog niet! Ga godverdomme voor die tv vandaan!ââ¬â¢
Het lijkt of in J.J.ââ¬â¢s kamer een atoombom tot ontploffing is gekomen. Wat er zojuist gebeurde, toen Kluivert met zijn teen de 1-0 binnentikte, was niet te beschrijven. De halve seconde vóór een belangrijke goal van je club is eigenlijk het mooist. Een halve seconde waarin alles op aarde even stilstaat, je hart samentrekt en de ruimte om je heen vacuüm lijkt te trekken omdat alle supporters als één man hun longen vol lucht zuigen, in één krachtige haal, en zich precies tegelijk schrap zetten om met oerkracht op te springen en in juichen uit te barsten.
Het moet de hardste, meest uitzinnige kreet zijn geweest die ik ooit slaakte. Verpulverde chips en bier vlogen door de kamer, stoelen en schemerlampen vielen om en dronken lichamen buitelden over elkaar heen toen de meute zich naar voren stortte. Voor ik het wist lag ik op de vloer, bedolven door Neus, J.J. en daarna nog meer anderen. Pure gekte. Geraas van Neus in mijn oor: ââ¬ËWe hebben ââ¬â¢m! Daan, we hebben ââ¬â¢m!ââ¬â¢
Nee, we hebben ââ¬â¢m nog niet!
ââ¬ËAan de kant, godverdomme! Zitten!ââ¬â¢ loei ik nog een keer.
Rondom ons zoekt iedereen jubelend zijn zitplaats weer op, alsof we bezig zijn aan een stoelendans en zojuist de muziek is gestopt. De lamp aan het plafond slingert woest heen en weer. Bijna niets in de kamer staat nog overeind. Neus heeft zijn armen als een bankschroef om mijn nek geslagen, alsof hij me nooit meer los gaat laten, en drukt me stijf tegen zich aan terwijl we koortsachtig naar de tv kijken, waar Ajax inmiddels weer de bal rondspeelt. Nog een paar minuten. Ik timmer met gebalde vuisten op de bovenbenen van J.J., die naast me zit. Hij springt op, gaat weer zitten en springt meteen weer op. ââ¬ËVolhouden nu!ââ¬â¢ krijst hij. ââ¬ËReiziger, ram die bal weg! Ram weg!ââ¬â¢
Hoe lang nog? Iets meer dan twee minuten, plus blessuretijd. Mijn ogen flitsen razendsnel over het televisiescherm: van het veld naar het klokje linksboven en weer terug. Eén minuut. Hoeveel blessuretijd? Daar is het bord. Vier minuten? Waar haalt hij ze vandaan?
Ik kijk wel, maar zie niets meer. Ook de niet-voetballiefhebbers lopen nu rood aan. Ze stuiteren als opgevoerde Duracell-konijntjes door de kamer, wachtend op het laatste fluitsignaal, dat we onmogelijk kunnen horen maar wel kunnen zien als het in Wenen weerklinkt: de armen van de Ajacieden gaan de lucht in, allemaal tegelijk, terwijl Frank Rijkaard aanzet voor een dolle sprint, dwars over het veld, nergens heen.
Het is het laatste wat ik meekrijg. Ik spring op, wil schreeuwen maar er komt geen geluid. Ik laat me door mijn knieën zakken, buig mijn hoofd voorover en rol me op als een egel, op zoek naar een klein plekje voor mezelf. Ik voel tranen van blijdschap over mijn gezicht lopen en realiseer me dat ik nog nooit zoââ¬â¢n verpletterende, allesverzengende vreugde gevoeld heb.
Ik kijk pas weer op als ik een zachte, koele hand rond mijn hals voel. Vlak boven me zie ik het gezicht van Ilse. Ze trekt me als een slappe pop naar zich toe en drukt mijn gezicht tegen haar boezem. Ik omhels haar en vind haar de allerliefste vrouw van de hele wereld. Ik kan domweg niet stoppen met janken, maar voel vreemd genoeg geen schaamte. De tranen blijven komen. Alle kracht is uit mijn lichaam weggevloeid. Ilse drukt een kus op mijn voorhoofd.
Leest heel prettig en erg herkenbaar en gewoon leuk.
Klein fragmentje op internet gevonden...
22.12 uur
ââ¬ËZitten!ââ¬â¢ krijs ik met overslaande stem. ââ¬ËAllemaal bekken dicht en zitten!ââ¬â¢
Ik gloei van de adrenaline en de alcohol en loop paars aan van opwinding. Mijn hart bonst in mijn kop. ââ¬ËWe zijn er nog niet! We zijn er nog niet! Ga godverdomme voor die tv vandaan!ââ¬â¢
Het lijkt of in J.J.ââ¬â¢s kamer een atoombom tot ontploffing is gekomen. Wat er zojuist gebeurde, toen Kluivert met zijn teen de 1-0 binnentikte, was niet te beschrijven. De halve seconde vóór een belangrijke goal van je club is eigenlijk het mooist. Een halve seconde waarin alles op aarde even stilstaat, je hart samentrekt en de ruimte om je heen vacuüm lijkt te trekken omdat alle supporters als één man hun longen vol lucht zuigen, in één krachtige haal, en zich precies tegelijk schrap zetten om met oerkracht op te springen en in juichen uit te barsten.
Het moet de hardste, meest uitzinnige kreet zijn geweest die ik ooit slaakte. Verpulverde chips en bier vlogen door de kamer, stoelen en schemerlampen vielen om en dronken lichamen buitelden over elkaar heen toen de meute zich naar voren stortte. Voor ik het wist lag ik op de vloer, bedolven door Neus, J.J. en daarna nog meer anderen. Pure gekte. Geraas van Neus in mijn oor: ââ¬ËWe hebben ââ¬â¢m! Daan, we hebben ââ¬â¢m!ââ¬â¢
Nee, we hebben ââ¬â¢m nog niet!
ââ¬ËAan de kant, godverdomme! Zitten!ââ¬â¢ loei ik nog een keer.
Rondom ons zoekt iedereen jubelend zijn zitplaats weer op, alsof we bezig zijn aan een stoelendans en zojuist de muziek is gestopt. De lamp aan het plafond slingert woest heen en weer. Bijna niets in de kamer staat nog overeind. Neus heeft zijn armen als een bankschroef om mijn nek geslagen, alsof hij me nooit meer los gaat laten, en drukt me stijf tegen zich aan terwijl we koortsachtig naar de tv kijken, waar Ajax inmiddels weer de bal rondspeelt. Nog een paar minuten. Ik timmer met gebalde vuisten op de bovenbenen van J.J., die naast me zit. Hij springt op, gaat weer zitten en springt meteen weer op. ââ¬ËVolhouden nu!ââ¬â¢ krijst hij. ââ¬ËReiziger, ram die bal weg! Ram weg!ââ¬â¢
Hoe lang nog? Iets meer dan twee minuten, plus blessuretijd. Mijn ogen flitsen razendsnel over het televisiescherm: van het veld naar het klokje linksboven en weer terug. Eén minuut. Hoeveel blessuretijd? Daar is het bord. Vier minuten? Waar haalt hij ze vandaan?
Ik kijk wel, maar zie niets meer. Ook de niet-voetballiefhebbers lopen nu rood aan. Ze stuiteren als opgevoerde Duracell-konijntjes door de kamer, wachtend op het laatste fluitsignaal, dat we onmogelijk kunnen horen maar wel kunnen zien als het in Wenen weerklinkt: de armen van de Ajacieden gaan de lucht in, allemaal tegelijk, terwijl Frank Rijkaard aanzet voor een dolle sprint, dwars over het veld, nergens heen.
Het is het laatste wat ik meekrijg. Ik spring op, wil schreeuwen maar er komt geen geluid. Ik laat me door mijn knieën zakken, buig mijn hoofd voorover en rol me op als een egel, op zoek naar een klein plekje voor mezelf. Ik voel tranen van blijdschap over mijn gezicht lopen en realiseer me dat ik nog nooit zoââ¬â¢n verpletterende, allesverzengende vreugde gevoeld heb.
Ik kijk pas weer op als ik een zachte, koele hand rond mijn hals voel. Vlak boven me zie ik het gezicht van Ilse. Ze trekt me als een slappe pop naar zich toe en drukt mijn gezicht tegen haar boezem. Ik omhels haar en vind haar de allerliefste vrouw van de hele wereld. Ik kan domweg niet stoppen met janken, maar voel vreemd genoeg geen schaamte. De tranen blijven komen. Alle kracht is uit mijn lichaam weggevloeid. Ilse drukt een kus op mijn voorhoofd.
The great old Ludwig von...