27-05-2009, 12:16 PM
Momenteel is dat strafbaar, Rutten wil dat dus niet meer. Hier een voorbeeldje:
LJN: AR7891, Rechtbank 's-Hertogenbosch , 01/040521-04 Print uitspraak
Datum uitspraak: 21-12-2004
Datum publicatie: 21-12-2004
Rechtsgebied: Straf
Soort procedure: Eerste aanleg - meervoudig
Inhoudsindicatie: Plaatsen van website op internet waarbij de holocaust wordt ontkend. De rechtbank heeft geoordeeld dat de bewezenverklaarde uitlatingen niet alleen op zichzelf, maar ook gezien in hun context onnodig grievend zijn. Zij kunnen niet worden beschouwd als uitlatingen met geen ander doel dan deelneming aan het publieke debat over een historisch/maatschappelijk vraagstuk. Mede gelet op de grenzen welke op grond van artikel 10 lid 2 EVRM aan de vrijheid van meningsuiting mogen worden gesteld, is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich aan de hem verweten opzettelijk belediging heeft schuldig gemaakt.
(...)
Nadere bewijsoverweging.
Door de raadsvrouwe is , kort samengevat, betoogd dat haar cliënt niet de opzet heeft gehad een groep mensen, in casu Joden, te willen beledigen, maar slechts heeft willen deelnemen aan het publieke debat over Joden, Palestina, de holocaust en het revisionisme.
Daarbij heeft zij zich mede beroepen op het recht van vrije meningsuiting (artikel 10 EVRM).
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de bewezenverklaarde uitlatingen niet alleen op zichzelf, maar ook gezien in hun context onnodig grievend en kunnen zij niet worden beschouwd als uitlatingen met geen ander doel dan deelneming aan het publieke debat over een historisch/maatschappelijk vraagstuk.
Mede gelet op de grenzen welke op grond van artikel 10 lid 2 EVRM aan de vrijheid van meningsuiting mogen worden gesteld, is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich aan de hem onder subsidiair, verweten opzettelijke belediging heeft schuldig gemaakt.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 137c.
DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID
De op te leggen straf.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op:
a. de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan,
b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank enerzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheid ten bezware van verdachte:
- het voor een grote groep mensen uiterst kwetsende karakter van het bewezenverklaarde feit.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank anderzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit
het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden die tot matiging
van de straf hebben geleid.
- verdachte werd niet eerder terzake strafbare feiten veroordeeld;
- verdachte heeft de betreffende site van het internet verwijderd, nadat hij door de politie op het laakbare van zijn handelen was gewezen.
Met betrekking tot de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich gedurende een hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken . De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
De rechtbank zal in casu geen geldboete opleggen zoals door de officier van justitie is geëist aangezien zij daarvoor geen termen aanwezig acht.. De rechtbank zal in plaats daarvan en gelet op de ernst van het feit wel een zwaardere voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf.
DE UITSPRAAK
Verklaart het subsidiair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf :
T.a.v. subsidiair:
Het zich in het openbaar, bij geschrift, opzettelijk beledigend uitlaten over
een groep mensen wegens hun ras en/of godsdienst.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
BESLISSING:
T.a.v. primair:
Vrijspraak, achtende de rechtbank het primair tenlastegelegde niet wettig en
overtuigend bewezen.
T.a.v. subsidiair:
Gevangenisstraf voor de duur van 4 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2
jaren.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. G.J.W.M. van der Leeuw, voorzitter,
mr. O.T. Brouwer en mr. O.J.D.M.L. Jansen, leden,
in tegenwoordigheid van L. Scholl, griffier
en is uitgesproken op 21 december 2004.
LJN: AR7891, Rechtbank 's-Hertogenbosch , 01/040521-04 Print uitspraak
Datum uitspraak: 21-12-2004
Datum publicatie: 21-12-2004
Rechtsgebied: Straf
Soort procedure: Eerste aanleg - meervoudig
Inhoudsindicatie: Plaatsen van website op internet waarbij de holocaust wordt ontkend. De rechtbank heeft geoordeeld dat de bewezenverklaarde uitlatingen niet alleen op zichzelf, maar ook gezien in hun context onnodig grievend zijn. Zij kunnen niet worden beschouwd als uitlatingen met geen ander doel dan deelneming aan het publieke debat over een historisch/maatschappelijk vraagstuk. Mede gelet op de grenzen welke op grond van artikel 10 lid 2 EVRM aan de vrijheid van meningsuiting mogen worden gesteld, is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich aan de hem verweten opzettelijk belediging heeft schuldig gemaakt.
(...)
Nadere bewijsoverweging.
Door de raadsvrouwe is , kort samengevat, betoogd dat haar cliënt niet de opzet heeft gehad een groep mensen, in casu Joden, te willen beledigen, maar slechts heeft willen deelnemen aan het publieke debat over Joden, Palestina, de holocaust en het revisionisme.
Daarbij heeft zij zich mede beroepen op het recht van vrije meningsuiting (artikel 10 EVRM).
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de bewezenverklaarde uitlatingen niet alleen op zichzelf, maar ook gezien in hun context onnodig grievend en kunnen zij niet worden beschouwd als uitlatingen met geen ander doel dan deelneming aan het publieke debat over een historisch/maatschappelijk vraagstuk.
Mede gelet op de grenzen welke op grond van artikel 10 lid 2 EVRM aan de vrijheid van meningsuiting mogen worden gesteld, is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich aan de hem onder subsidiair, verweten opzettelijke belediging heeft schuldig gemaakt.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 137c.
DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID
De op te leggen straf.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op:
a. de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan,
b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank enerzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheid ten bezware van verdachte:
- het voor een grote groep mensen uiterst kwetsende karakter van het bewezenverklaarde feit.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank anderzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit
het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden die tot matiging
van de straf hebben geleid.
- verdachte werd niet eerder terzake strafbare feiten veroordeeld;
- verdachte heeft de betreffende site van het internet verwijderd, nadat hij door de politie op het laakbare van zijn handelen was gewezen.
Met betrekking tot de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich gedurende een hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken . De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
De rechtbank zal in casu geen geldboete opleggen zoals door de officier van justitie is geëist aangezien zij daarvoor geen termen aanwezig acht.. De rechtbank zal in plaats daarvan en gelet op de ernst van het feit wel een zwaardere voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf.
DE UITSPRAAK
Verklaart het subsidiair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf :
T.a.v. subsidiair:
Het zich in het openbaar, bij geschrift, opzettelijk beledigend uitlaten over
een groep mensen wegens hun ras en/of godsdienst.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
BESLISSING:
T.a.v. primair:
Vrijspraak, achtende de rechtbank het primair tenlastegelegde niet wettig en
overtuigend bewezen.
T.a.v. subsidiair:
Gevangenisstraf voor de duur van 4 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2
jaren.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. G.J.W.M. van der Leeuw, voorzitter,
mr. O.T. Brouwer en mr. O.J.D.M.L. Jansen, leden,
in tegenwoordigheid van L. Scholl, griffier
en is uitgesproken op 21 december 2004.